All posts in "Textiel"

Wol, een veelzijdige natuurlijke vezel

Wol, een veelzijdige, natuurlijke vezel

De warmste wol; jakwol

Bij wol denkt men veelal aan schapen, maar wol is een vezel die van veel meer dieren met een vacht verkregen wordt. Dat kan bijvoorbeeld een geit zijn, een muskusos, een jak, een dromedaris, een lama of zelfs een konijn. Jakwol geldt als de warmste wolsoort.

In zijn algemeenheid heeft wol als eigenschap dat afzonderlijke vezels zich aan elkaar hechten. Daardoor laat het zich makkelijk spinnen en is het geschikt voor het vervaardigen van weefsels. Wol is niet erg maatvast, het kan rekken of krimpen. Daardoor heeft het volume en kan het lucht - en daarmee warmte - vasthouden. Het is dus warmte-isolerend en beschermt je in de winter tegen de kou en in de zomer tegen de hitte. Onbewerkte wol bevat van nature veel vet, dat lanoline wordt genoemd. Het werkt waterafstotend. Dat is ook de reden dat herders van oudsher vaak (gevilte) wollen kleding droegen. Als wol gewassen wordt, verliest het een deel van de lanoline. De resterende lanoline zorgt ervoor dat de wol wel soepel blijft. 

Geschiedenis van de schapenwol

Ongeveer 9000 – 7000 v. Chr. werden de eerste schapen gedomesticeerd, maar hun vacht was eerder harig zoals die van een wolf dan wollig. Men hield de schapen vanwege hun vlees en melk. Na de slacht gebruikte men de huid met de vacht voor kledij, de harige vezels werden gebruikt om het huiddelen bijeen te houden. Naarmate schapen langer als vee gehouden werden, wist men rond 5000 v. Chr. schapen met een iets wolliger vacht te fokken. De wol werd met de hand of met bronzen kammen van een schaap geplukt. Aanvankelijk werden de wolvezels gevilt, pas later in de Bronstijd ging men er ook mee weven. De wol werd met name gebruikt voor ruwe weefsels als kleden en dekens. De eerste geweven wollen kleding dateert van tussen 400 - 300 v. Chr. Dat was ook ongeveer de tijd dat wollige schapen vanuit het Nabije Oosten naar Europa kwamen.
Midden-Azië was in de Oudheid het belangrijkste centrum voor wolproductie. De koude winters maakten dat wol het meest gewilde materiaal was om dekens, laarzen en zelfs yurts (nomadententen) van te maken.

Yurt uit 1860, Kazachstan

Yurt uit 1860, Kazachstan

De Scythen en Sogdiërs, weefden net als de Turken en Mongolen in de Middeleeuwen wol tot kleding. Ze breiden er mutsen van en knoopten er vloerkleden van. Al deze producten werden verhandeld op de Zijderoute naar China, Indië en Europa.

Andere wolsoorten

Behalve schapenwol, is er ook zeer gewilde wol van geiten (bijvoorbeeld mohair, kasjmir en pasjmina) en van het Angorakonijn (angorawol). De mohair - van de angorageit - en de angorawol, vinden naar verluidt hun oorsprong in Turkije.

Mohair

Mohair

Angorageit

Angorageit

Mohair

Mohair is de wol van de Angorageit, die net als de Angorakat en het Angorakonijn, vernoemd is naar Angora, de oude naam van Ankara. De soort kwam voor op de Centraal Anatolische hoogvlakte. Het wollige haar van de geit valt weelderig rondom kop en lijf en wekt eerder de indruk dat het een schaap betreft. De angorageit kent geen rui, mohair groeit dus continu door. De geit wordt twee keer per jaar, in voor- en najaar, geschoren. De eerste schering van een angoralam in het najaar heet kid mohair en is superzacht.

Kid mohair wol

Voordat men de wol gaat gebruiken om te spinnen, moet mohair gewassen worden. Nadat hij in de zon is gedroogd, verkrijgt de wol zijn bijzondere glans. De wol is heel licht, langvezelig, wat golvend en zacht. Het is een duurzame, elastische wolsoort die niet pilt of vervilt. De vezel is erg glad en neemt daardoor weinig vuil op. Mohair is vochtregulerend en hoeft weinig gewassen te worden. Uithangen in de buitenlucht of in de damp van de badkamer is voldoende om geurtjes te verwijderen. Mohair laat zich in diepe, schitterende kleuren verven en wordt met name gebruikt voor buitenkleding, dekens, meubelstoffering, gordijnen en tapijten.

Prent van Turkmeense sjah met angorageit

De naam mohair is afgeleid van het Arabische woord mukhayyar dat zoveel betekent als voortreffelijk. De angorageit en de angorawol stonden namelijk in hoog aanzien en mochten van de Ottomaanse heersers niet uitgevoerd worden. Ankara behield tot in de 19e eeuw een monopoliepositie op de verkoop van angoraweefsels. Door een malaise in de nog niet gemechaniseerde weverij-industrie, werd vanaf die tijd ook de export van angorawol toegestaan.
Waarschijnlijk is de angorageit geëvolueerd uit een oud ras dat al vóór 3500 voor Christus gedomesticeerd werd. Oude mozaïeken van voor de christelijke jaartelling laten geiten zien waarvan de vacht en horens zeer veel overeenkomsten vertonen met die van de angorageit.

Angorawol

Angora is de zijde-achtige wol van het langharige Angorakonijn dat volgens vele bronnen oorspronkelijk uit de Centraal Anatolische hoogvlakte komt. Volgens een aantal andere bronnen komt de soort echter uit de Karpaten en werd hij daar al in de 6e eeuw na Christus gefokt om zijn wol. Hoe het ook zij, inmiddels zijn er een aantal kweekvarianten van het angorakonijn met meer of minder uitbundige beharing.

Angorakonijn
Angorawol

Omdat de angoravezel hol is, is angora de lichtste natuurlijke vezel en ook warmer dan andere wolsoorten. Angora isoleert warmte 8 x beter dan schapenwol. Het is een dure, luxe wolsoort die erg zacht is, zeer fijnvezelig, pluizig en hypoallergeen. Het heeft een zijdeachtige textuur. De prijs ligt 10 tot 30 keer hoger dan die van schapenwol. Angorawol kan 2 tot 3 keer per jaar gewonnen worden, door de wol te plukken (bij angorakonijnen die ruien) of te knippen.
Als angorakonijnen respectvol tijdens de rui geplukt worden, is daar weinig mis mee. De ruiende wol laat makkelijk los van de nieuwe vacht en het konijn heeft er weinig last van. Knippen gaat uiteraard veel sneller, maar betekent ook minder opbrengst. Geplukte angora laat zich beter spinnen dan geknipte angora.

Omstreden

Angorawol is inmiddels in de westerse wereld erg omstreden vanwege de brute wijze waarop de konijnen in sommige angorawol producerende landen in Azië (m.n. China) geplukt worden. In Nederland bepleit de Partij voor de Dieren daarom een algeheel verbod op angorawol. Een aantal grote winkelketens hebben inmiddels de inkoop van angorawolproducten volledig stopgezet nadat in november 2013 undercover videobeelden van dierenrechtenorganisatie PETA openbaar werden gemaakt. Die videobeelden, waarop vastgebonden konijnen krijsen van pijn, zijn schokkend en ronduit walgelijk! Dat men kritisch is over het betrekken van angorawol van grootleveranciers, waarvan de werkwijze moeilijk controleerbaar is, is zonder meer terecht.
De volgende video is gemaakt als reactie op de gruwelijke beelden van de organisatie PETA. De jongedame in de video laat op overtuigende wijze zien dat angorawol geplukt kan worden zonder dat het angorakonijn er onder lijdt. Haar advies op het einde van de video: Zorg dat je weet waar de angora die je koopt, vandaan komt!

Wol en zijn toepassingen

Wol kent vele toepassingen. Het wordt bijvoorbeeld gebruikt voor kleding, tapijten, meubel- en woningstoffering, als vulling in matrassen, voor dekens en dekbedden, in pianohamers, als isolatiemateriaal en - in de vorm van vilt - voor de fabricage van tennisballen, speelgoed en hoeden. 

Vilt​

Vilt is de oudst bekende toepassing van wol. Vilten dateert van voor de uitvinding van het spinnen en weven van wol en gaat daarmee duizenden jaren terug in de tijd. In Çatalhöyük (7500 – 5700 v. Chr.) vonden archeologen gestileerde wandschilderingen, waarvan zowel de patronen als de randbewerking volgens de Britse archeoloog James Mellaart sterk deden denken aan viltapplicaties. Tijdens de opgravingen werden door de Deense botanicus Hans Helbaek ook daadwerkelijk kleine geplette dierlijke vezels aangetroffen die als de vroegste Turkse viltrestanten worden beschouwd.
Op de Hittitische reliëfs van Boğazköy en Yazılıkaya uit de 13e eeuw v. Chr. zijn afbeeldingen te zien met hoeden en kleding die aan vilt doen denken. Ook in andere delen van Azië zijn bijzondere archeologische vondsten gedaan van vroege vilttoepassingen.
In de landelijke gebieden van Centraal-Azië was vilt een veel gebruikt en gewaardeerd product. Het was namelijk warm, waterafstotend en sterk en bood nomadische stammen bescherming tegen extreme winters. Ruimvallende mantels, bekend als kepenek, waren typische herderskleding in landelijk Turkije.

Kepenek
Kepenek als 'slaapzak'
Kepenek als slaapzak, man kruipt eruit
Kepenek als slaapzak, man is eruit

Inmiddels is de kepenek een curiositeit aan het worden. Synthetische en katoenen kleding hebben zijn rol over genomen. Toch is de kepenek één van de weinige producten die door viltmakers in dorpen nog steeds volgens eeuwenoude traditie gemaakt worden.

Viltmakerijen
In Afyon is er nog steeds een straatje met viltmakerijen, waar nog op traditionele wijze gewerkt wordt. In het late voorjaar en in hartje zomer worden de schapen geschoren. De wol wordt vervolgens gereinigd en op kleur en kwaliteit gesorteerd. De wolvezels worden daarna gekaard, een voorbewerking waardoor de vezels in dezelfde richting komen te liggen. Traditioneel gebeurde dat door met stokken op de wol te slaan, tegenwoordig gebeurt het vaak machinaal. Bij de techniek van vilten is kaarden in welke vorm dan ook onontbeerlijk.
Kaarden wol met stok 1
Kaarden wol met stok 2
Kaarden wol met stok 3
Het principe van vilten

Een wolvezel bestaat uit een kern met daaromheen 3 lagen. De buitenste laag is de hoornachtige laag met microscopisch kleine schubjes. In droge toestand bevindt zich relatief veel lucht tussen de vezels en is er weinig contact tussen de vezels onderling. Als wol nat wordt gemaakt, verdrijft het water de lucht en komen de vezels dicht op elkaar te liggen. Wanneer de vezels ten opzichte van elkaar bewogen worden, grijpen de schubjes van de verschillende wolvezels in elkaar waardoor ze hechten.

Het hechten

In een viltwerkplaats worden de pluizige wolvezels na het kaarden in een laag van 30 - 40 cm dikte uitgespreid op een gevlochten rieten mat. De zachte laag wol wordt besprenkeld met water, opgerold in de rieten mat en strak vastgebonden. Dan begint het hechtingsproces. Een half uur lang rollen 2 à 3 mannen de opgerolde mat van de ene naar de andere kant van de werkplaats, terwijl ze met hun voeten en handen druk uitoefenen, zodat de wolvezels zich aan elkaar hechten.

Het vollen

Na het hechten ziet het product er al uit als het uiteindelijke vilt, maar het mist nog de sterkte. Het materiaal moet nog gevold worden. Dat is een proces, waarbij het vilt krimpt en voller, d.w.z. dichter van structuur wordt. Zo ontstaat een stug en waterafstotend weefsel. Er worden water en zeep over het vilt gesprenkeld, waarna er traditioneel opnieuw stevig op los geslagen wordt. Ook dat proces is tegenwoordig veelal gemechaniseerd met volmachines. Toch wordt er ook nu nog hier en daar handmatig gevold in hamams, waar de luchtvochtigheid en hoge temperatuur bijdragen om een topkwaliteit vilt leveren.

Viltmeester Mehmet Girgiç

Turkije kent een aantal gespecialiseerde viltmeesters, in Konya, Izmir, Afyon, Balikesir, Şanlıurfa en Erzurum en Kars. Mehmet Girgiç uit Konya is door UNESCO en het Turks Ministerie van Cultuur en Toerisme onderscheiden als Levend Menselijk Erfgoed vanwege zijn belang voor en meesterschap in het maken van vilt, een traditie van generaties in zijn familie. Bij is daarmee één van 7 personen in Turkije die deze eer te beurt is gevallen. Mehmet is o.a. gespecialiseerd in het maken van sikkes, de naadloze vilten Derwisjhoeden, een kunst die bij als 13-jarig jongetje leerde van zijn grootvader.

Het maken van een sikke 1
Het maken van een sikke 2
Het maken van een sikke 3
Sikke

Ik heb het genoegen gehad persoonlijk met hem kennis te maken in de korte periode dat hij en zijn partner Theresa May O’Brien in Dalyan werkzaam waren. In veel opzichten een bijzondere man! Samen met Theresa heeft Mehmet in Şanlıurfa gratis vilt workshops gegeven voor vluchtelingen, zodat ze een centje bij kunnen verdienen met het maken van vilten dassen, mutsen en wanten. Daarnaast hebben de vrouwen geleerd hoe ze met kleine stukjes vilt van verschillende kleur Zeugma mozaïeken na kunnen maken voor verkoop aan toeristen.

Maria Jonker

Voor onze emigratie naar Turkije in 2009 was ik werkzaam als docente Engels en leerstofontwikkelaar. Turkije was al lang ons favoriete vakantieland vanwege de rijke cultuur en natuur en de warme gastvrijheid van de Turkse bevolking. In Turkije ben ik actief als schrijfster en combineer dat, als voorheen, met fotograferen en filmen. Met onze vrijwilligersgroep DALYANLI Riverbums draag ik mijn steentje bij aan het behoud van natuur en milieu in Nationaal Landschap Köyceğiz-Dalyan.

Maria Jonker
Een aanrader om te lezen?
Zegt het voort!

Zijde, een glansrijk en vorstelijk weefsel

Ruwe, gekleurde zijde

Zijde, een vorstelijk weefsel

Er was eens een Chinese keizerin met de naam Xi Lingshi. Op een dag zat Xi Lingshi in de paleistuin onder een moerbeiboom thee te drinken toen er plots een cocon van de zijderups in haar kopje viel. Voorzichtig probeerde ze de cocon uit haar thee te vissen en zag tot haar verbijstering hoe deze zich ontrolde tot een superdunne, prachtig glanzende draad. Xi Lingshi was verrukt en verzamelde 1000 cocons uit de moerbeibomen in de paleistuin, omdat ze er een gewaad voor de keizer van wilde laten weven. Terug in het paleis, vertelde ze het verhaal aan haar echtgenoot, Keizer Huangdi. Toen ze hem de cocons en de spindraad liet zien, stelde de keizer voor: “Waarom observeer je die beestjes niet een tijdje om te ontdekken hoe ze die mooie draad spinnen?” Dat deed de keizerin en zo leerde ze de levenscyclus van de zijdemot kennen.

Het kweken van zijderupsen voor de productie van zijde wordt wel sericultuur of zijdecultuur genoemd. Het productieproces van zijde is zeer arbeidsintensief. Om 1 kg zijde te winnen zijn maar liefst 6000 rupsen nodig, die tezamen 200 kg aan moerbeibladeren verorberen.  

Geschiedenis van de zijdecultuur

De Zijdegodin

Xi Lingshi was de echtgenote van Keizer Huangdi, beter bekend als de “Gele Keizer”. Volgens de overlevering ontdekte zij ongeveer 2700 jaar v. Chr. dat je zijderupsen kunt kweken op de bladeren van de witte moerbeiboom. Dat was het begin van de Chinese zijdecultuur. Xi Lingshi was ook de uitvindster van het zijdeweefgetouw. Ze staat in China nog steeds in hoog aanzien als “De Zijdegodin”.

Exclusief Chinees product

Aanvankelijk was zijde in het oude China een zeer exclusief weefsel dat alleen door de keizer, zijn familie en hoogwaardigheidsbekleders gedragen mocht worden. Mettertijd werd de productietechniek verbeterd en begon men in bredere lagen van de bevolking zijden tunieken te dragen. Zijde werd niet alleen voor kleding en versiering gebruikt, het werd ook gebruikt voor de snaren van instrumenten en bogen, als vislijn en voor de fabricage van luxe papier. Zijde werd snel een van de belangrijkste pijlers van de Chinese economie, en een el zijde werd zelfs een waardestandaard. In de buitenlandse handel was zijde het betaalmiddel bij uitstek. De zijdecultuur was in China voorbehouden aan vrouwen en de kweek van zijderupsen was een staatsgeheim. Op het lekken van informatie en het uitvoeren van eitjes of cocons stond de doodstraf. Ondanks de geheimhoudingsplicht, verloren de Chinezen hun monopoliepositie. Na een bevolkingsmigratie in de 2e eeuw v. Chr. bereikte de zijdecultuur Korea en Japan.

Prent van Japanse vrouwen bij de coconoogst
Verdere verspreiding van de zijdecultuur

Rond 300 na het begin van onze jaartelling breidde de cultuur zich uit naar India en in 440 smokkelde een uitgehuwelijkte Chinese prinses in een protserig groot haarstuk zijderupseitjes mee naar het koninkrijkje Hotan.
Inmiddels was er via de Zijderoute al wel een levendige handel met de westerse wereld. Het kostbare weefsel was een belangrijk exportproduct geworden, dat tot in het Romeinse Rijk verhandeld werd. Maar geen van de Aziatische producenten gaf het geheim van de zijdecultuur prijs, omdat ze de lucratieve handel met het westen niet wilden verpesten.
In de 6e eeuw werden er door de Byzantijnse keizer Justinianus twee monniken op een  spionagemissie gestuurd. Ze bestudeerden de kweek van zijdemotrupsen en wisten eitjes van de zijdemot in hun bamboe pelgrimsstaf naar Constantinopel te smokkelen.

Keizer Justianus met monniken

De eitjes ontwikkelden zich tot rupsjes en zo slaagden ze erin om ook in het Byzantijnse rijk een bescheiden zijdecultuur op te zetten. Van daar breidde de zijdecultuur zich na de 2e kruistocht uit naar Europa, maar daar is hij nu nagenoeg verdwenen.

De zijdeweefcultuur in Turkije

Sinds de Byzantijnse tijd was Bursa hét centrum van de zijde-industrie in Anatolië. Toen de zoon van Osman Gazi de stad tot eerste hoofdstad van het Ottomaanse Rijk maakte, nam de zijdeweefcultuur een hoge vlucht. Er werd onder meer gebruik gemaakt van ruwe zijde uit Perzië. In de 15e eeuw waren er goedlopende weverijen die seraser (zijde met zilver en gouddraad) en çatma (fluweel met opliggend dessin) vervaardigden voor de binnenlandse en buitenlandse markt. Çatma werd vaak gebruikt voor kussenovertrekken die door gezanten en ambassadeurs cadeau werden gedaan aan buitenlandse staatshoofden. Dit verklaart waarom deze Ottomaanse kussenovertrekken vaak in Europese en Amerikaanse musea worden aangetroffen.

Çatma, 15e eeuw

Çatma, 15e eeuw

Lampas uit de 16e eeuw

In de 16e eeuw werd het bestaande repertoire uitgebreid met weefstructuren als lampas (kemha) waar keper gecombineerd wordt met satijn. De zo geweven brocade werd o.a. gebruikt voor pauselijke en keizerlijke gewaden.  

Bursa was een belangrijke halteplaats op de Euraziatische Zijderoute en werd een wereldhandelscentrum voor zijdecocons en zijdeweefsel. In de 16e en 17e eeuw werd de Bursazijde een fel begeerd luxeproduct in Europa, Noord-Afrika en delen van Azië. De zijden Bursatapijten sierden paleizen in oost en west.

16e eeuws tapijt van zijde, uit Bursa of Istanbul

16e eeuws tapijt van zijde, uit Bursa of Istanbul

De Ottomaanse textielwerkplaatsen in Istanbul richtten zich met name op het vervaardigen van seraser zijdeweefsels voor ceremoniële kleding en voor de stoffering van het keizerlijk paleis.

Hier een prent van Suleyman de Grote in een kaftan van zijde.

Suleyman de Grote in kaftan van zijde

De opkomst van de Turkse zijdecultuur

Hoewel het klimaat aan de Zee van Marmara en de directe omgeving van Bursa uitermate geschikt is voor het kweken van zijderupsen, begon men pas tegen het einde van de 16e eeuw een zijdecultuur van betekenis op te zetten. Ten gevolge van politieke spanningen stagneerde de import van ruwe zijde vanuit Perzië. De zijdehandel in het Ottomaanse Rijk had inmiddels zo’n hoge vlucht genomen dat er op grote schaal moerbeibomen werden aangeplant om in de eigen zijdebehoefte te voorzien. Naast Bursa werden Istanbul, Edirne, Amasya, Denizli, Izmir en Konya belangrijke zijdecultuurcentra.

De in Turkije geoogste cocons werden met name gebruikt voor de fabricage van zijden tapijten. Hereke, een zijdeweefcentrum gelegen tussen Bursa en Istanbul, had de reputatie de mooiste handgeknoopte tapijten ter wereld te produceren. Behalve zijde werd er ook katoen-, wol-, goud- en zilverdraad in verwerkt. In 1841 werd door de Ottomaanse sultan Abdülmecid de Keizerlijke Hereke fabriek opgericht om alle stoffering voor het Dolmabahçepaleis te vervaardigen.

Hereke tapijt in het Dolmabahçe paleis

Internationaal zijn de zijden tapijten uit Hereke nog steeds geliefd. Hereke tapijten zijn dubbel geknoopt met de Turkse knoop, wat de duurzaamheid ten goede komt. De zijden tapijten uit Hereke hebben ten minste 1 miljoen knopen per m2. Er zijn grofweg 38000 zijdecocons nodig voor het vervaardigen van één tapijt, een karwei dat ruim 6 maanden duurt...

De moerbeizijdemot

Om de zijdecultuur te kunnen begrijpen, moet je iets meer weten over de zijdemot. Er zijn verscheidene insecten en spinnen die een zijdedraad kunnen spinnen, maar de kwaliteit ervan legt het af tegen die van de moerbeizijdemot. Wereldwijd wordt in de zijdecultuur daarom bijna uitsluitend met de moerbeizijdemot gekweekt. Geen andere soort levert zo’n dunne, sterke en glanzende zijdevezel.

Zijdemot op een vingertopje
De metamorfose van de moerbeizijdemot

Zoals bij alle dag- en nachtvlinders het geval is, kent de moerbeizijdemot een volledige metamorfose of gedaanteverwisseling. Het imago (de gedaante waarin het insect zich kan voortplanten) paart en legt eitjes. Uit een eitje ontwikkelt zich een larve, die zich na verloop van tijd verpopt om uiteindelijk als imago de cirkel rond te maken. 

Metamorfose van de moerbeizijderups

In het geval van de moerbeizijdemot, legt het vrouwtje na de paring 300 à 400 eitjes op de bladeren van de (witte) moerbei. Ze scheidt daarbij een gelatineachtig secreet af, waarmee de eitjes stevig aan het blad vast worden gekleefd. In warme streken waar er twee of meer generaties per jaar zijn, komen de eitjes na 10-12 dagen uit. De larven die uit de eitjes komen worden vaak zijdewormen genoemd, maar feitelijk is zijderupsen de juiste benaming.
De kop van een zijderups heeft bijtende monddelen en 3 paar puntogen. Die bijtende monddelen komen goed van pas, want zijderupsen zijn echte vreetzakken en verorberen heel wat moerbeibladeren in hun 2-3 weken lange rupsenbestaan. Ze groeien dan ook snel “uit hun jasje” en zolang hun nieuwe huidje na een vervelling nog soepel en rekbaar is kunnen ze weer verder groeien. In de laatste rupsenfase ontwikkelen zich aan weerszijden van de kop inwendige spinklieren . De spinklieren bestaan uit een 2-tal kleine naast elkaar gelegen kanaaltjes die uitkomen bij de onderlip.

Zijderupsen op moerbeiblad
Verpoppen

Als de rups met ca. 8 cm volgroeid is, houdt hij op met eten en zoekt hij onder de bladeren een plekje om zich te verpoppen. Omdat hij in dit kwetsbare, inactieve levensstadium een veilig onderkomen nodig heeft, begint de rups aan de bouw van een cocon. Dat doet hij door via de spinklieren een plakkerige speekselachtige substantie uit te scheiden. Uit twee andere klieren wordt gelijktijdig sericine aangevoerd, een soort gom die de massa bijeen houdt. Het plakkerige zijdeprutje hardt aan de lucht uit tot twee fijne, tegen elkaar liggende vezels. De rups beschrijft met snelle bewegingen van het lijf een 8-baan om het de zijde goed om zich heen te verdelen. Daardoor wikkelen de vezels zich van buiten naar binnen als een mummie-omhulsel helemaal om het rupsenlichaam heen.
In onderstaande timelapse video kun je zien hoe de rups begint met het maken van een ruw buitenskelet voor de cocon en de ruimte langzaam naar binnen toe opvult. 

Je zou het misschien niet denken, maar één cocon bevat ongeveer 600 tot 900 m aan zijdevezel en de vorming van de zijdecocon is een proces dat 3 tot 4 dagen in beslag neemt. Een zijderupspop doet er 3 weken over om zich van pop te transformeren tot vlinder, als hem tenminste die kans gegund wordt...  

Zijdecocons in de hand

Ontgomming, het winnen van de zijde

Om de kostbare zijde als één lange vezel te kunnen winnen, moet voorkomen worden dat de cocon bij de metamorfose tot vlinder open splijt. Daarom worden de zijderupscocons kort voor de metamorfose in heet water gelegd, gestoomd of met hete lucht verhit om ze van de plakkerige gom te ontdoen. En dan gebeurt hetzelfde als wat lang geleden gebeurde met die zijdecocon die in een theekopje viel …

Zijdecocons in heet water
Zijde trekken van cocon

Met een borstel of stok wordt het uiteinde van de vezels gelokaliseerd en vervolgens worden de vezels van een aantal cocons gelijktijdig op spoelen gewikkeld om getwijnd te worden tot een zijdedraad. De video hieronder van de zijde-industrie in Izmir laat je zien hoe dat in zijn werk gaat. 

De pop overleeft het hete ontgommingsbad niet en wordt in sommige culturen daarna als hapklare brok verorberd...

China nog altijd marktleider

Hoewel de veel goedkopere synthetische stoffen zijde weer tot een luxe product hebben gemaakt, is de zijdecultuur in delen van de wereld nog steeds springlevend. Het proces is deels gemechaniseerd, maar welbeschouwd is er sinds de dagen van Xi Lingshi weinig veranderd. De zijdecultuur is de hele wereld overgegaan, maar China is nog steeds de overtuigende marktleider - met 170.000 ton zijde per jaar - en is de productie voornamelijk een Aziatische aangelegenheid. Op de tweede plaats staat India met ruim 28.500 ton per jaar. Turkije staat samen met Japan als zijdeproducent op een gedeelde 10e plaats met een productie van 30 ton zijde per jaar. 

De zijdecultuur in Turkije, nu en in de toekomst

Sinds het begin van de 90’er jaren was de coconproductie en ook de productie van zijde in Turkije tanende. Industrialisering en de trek van het platteland naar de steden vormden een gevaar voor het voortbestaan van de zijdecultuur. Veelal is deze een bron van neveninkomsten voor ouderen en vrouwen in de arme, bergachtige streken waar de velden niet geschikt zijn voor andere landbouwactiviteiten. Ook het gebruik van insecticiden heeft in delen van het land de moerbeizijdemot uitgeroeid. Omdat de zijde-industrie een belangrijk deel is van Turkije’s cultureel erfgoed,  heeft de overheid geïnvesteerd in scholing van boeren en worden er subsidies gegeven om het behoud van het ambacht voor boer en wever financieel wat aantrekkelijker te maken. Als gevolg daarvan is er sinds 2001 weer een kleine toename in de coconproductie. De overtuiging bestaat dat, afgezien van hun culturele waarde, de zijdecultuur en zijde-industrie in Turkije nog steeds economisch een groot potentieel hebben. Na een periode van malaise, zit de zijdecultuur in Turkije de laatste jaren weer in de lift.

Tabel productie van zijde in Turkije
Zijdeweefsters
Stoffen, zijde

Maria Jonker

Voor onze emigratie naar Turkije in 2009 was ik werkzaam als docente Engels en leerstofontwikkelaar. Turkije was al lang ons favoriete vakantieland vanwege de rijke cultuur en natuur en de warme gastvrijheid van de Turkse bevolking. In Turkije ben ik actief als schrijfster en combineer dat, als voorheen, met fotograferen en filmen. Met onze vrijwilligersgroep DALYANLI Riverbums draag ik mijn steentje bij aan het behoud van natuur en milieu in Nationaal Landschap Köyceğiz-Dalyan.

Maria Jonker
Een aanrader om te lezen?
Zegt het voort!
>