Zijde, een vorstelijk weefsel
Er was eens een Chinese keizerin met de naam Xi Lingshi. Op een dag zat Xi Lingshi in de paleistuin onder een moerbeiboom thee te drinken toen er plots een cocon van de zijderups in haar kopje viel. Voorzichtig probeerde ze de cocon uit haar thee te vissen en zag tot haar verbijstering hoe deze zich ontrolde tot een superdunne, prachtig glanzende draad. Xi Lingshi was verrukt en verzamelde 1000 cocons uit de moerbeibomen in de paleistuin, omdat ze er een gewaad voor de keizer van wilde laten weven. Terug in het paleis, vertelde ze het verhaal aan haar echtgenoot, Keizer Huangdi. Toen ze hem de cocons en de spindraad liet zien, stelde de keizer voor: “Waarom observeer je die beestjes niet een tijdje om te ontdekken hoe ze die mooie draad spinnen?” Dat deed de keizerin en zo leerde ze de levenscyclus van de zijdemot kennen.
Het kweken van zijderupsen voor de productie van zijde wordt wel sericultuur of zijdecultuur genoemd. Het productieproces van zijde is zeer arbeidsintensief. Om 1 kg zijde te winnen zijn maar liefst 6000 rupsen nodig, die tezamen 200 kg aan moerbeibladeren verorberen.
Geschiedenis van de zijdecultuur
De Zijdegodin
Xi Lingshi was de echtgenote van Keizer Huangdi, beter bekend als de “Gele Keizer”. Volgens de overlevering ontdekte zij ongeveer 2700 jaar v. Chr. dat je zijderupsen kunt kweken op de bladeren van de witte moerbeiboom. Dat was het begin van de Chinese zijdecultuur. Xi Lingshi was ook de uitvindster van het zijdeweefgetouw. Ze staat in China nog steeds in hoog aanzien als “De Zijdegodin”.
Exclusief Chinees product
Aanvankelijk was zijde in het oude China een zeer exclusief weefsel dat alleen door de keizer, zijn familie en hoogwaardigheidsbekleders gedragen mocht worden. Mettertijd werd de productietechniek verbeterd en begon men in bredere lagen van de bevolking zijden tunieken te dragen. Zijde werd niet alleen voor kleding en versiering gebruikt, het werd ook gebruikt voor de snaren van instrumenten en bogen, als vislijn en voor de fabricage van luxe papier. Zijde werd snel een van de belangrijkste pijlers van de Chinese economie, en een el zijde werd zelfs een waardestandaard. In de buitenlandse handel was zijde het betaalmiddel bij uitstek. De zijdecultuur was in China voorbehouden aan vrouwen en de kweek van zijderupsen was een staatsgeheim. Op het lekken van informatie en het uitvoeren van eitjes of cocons stond de doodstraf. Ondanks de geheimhoudingsplicht, verloren de Chinezen hun monopoliepositie. Na een bevolkingsmigratie in de 2e eeuw v. Chr. bereikte de zijdecultuur Korea en Japan.
Verdere verspreiding van de zijdecultuur
Rond 300 na het begin van onze jaartelling breidde de cultuur zich uit naar India en in 440 smokkelde een uitgehuwelijkte Chinese prinses in een protserig groot haarstuk zijderupseitjes mee naar het koninkrijkje Hotan.
Inmiddels was er via de Zijderoute al wel een levendige handel met de westerse wereld. Het kostbare weefsel was een belangrijk exportproduct geworden, dat tot in het Romeinse Rijk verhandeld werd. Maar geen van de Aziatische producenten gaf het geheim van de zijdecultuur prijs, omdat ze de lucratieve handel met het westen niet wilden verpesten.
In de 6e eeuw werden er door de Byzantijnse keizer Justinianus twee monniken op een spionagemissie gestuurd. Ze bestudeerden de kweek van zijdemotrupsen en wisten eitjes van de zijdemot in hun bamboe pelgrimsstaf naar Constantinopel te smokkelen.
De eitjes ontwikkelden zich tot rupsjes en zo slaagden ze erin om ook in het Byzantijnse rijk een bescheiden zijdecultuur op te zetten. Van daar breidde de zijdecultuur zich na de 2e kruistocht uit naar Europa, maar daar is hij nu nagenoeg verdwenen.
De zijdeweefcultuur in Turkije
Sinds de Byzantijnse tijd was Bursa hét centrum van de zijde-industrie in Anatolië. Toen de zoon van Osman Gazi de stad tot eerste hoofdstad van het Ottomaanse Rijk maakte, nam de zijdeweefcultuur een hoge vlucht. Er werd onder meer gebruik gemaakt van ruwe zijde uit Perzië. In de 15e eeuw waren er goedlopende weverijen die seraser (zijde met zilver en gouddraad) en çatma (fluweel met opliggend dessin) vervaardigden voor de binnenlandse en buitenlandse markt. Çatma werd vaak gebruikt voor kussenovertrekken die door gezanten en ambassadeurs cadeau werden gedaan aan buitenlandse staatshoofden. Dit verklaart waarom deze Ottomaanse kussenovertrekken vaak in Europese en Amerikaanse musea worden aangetroffen.
In de 16e eeuw werd het bestaande repertoire uitgebreid met weefstructuren als lampas (kemha) waar keper gecombineerd wordt met satijn. De zo geweven brocade werd o.a. gebruikt voor pauselijke en keizerlijke gewaden.
Bursa was een belangrijke halteplaats op de Euraziatische Zijderoute en werd een wereldhandelscentrum voor zijdecocons en zijdeweefsel. In de 16e en 17e eeuw werd de Bursazijde een fel begeerd luxeproduct in Europa, Noord-Afrika en delen van Azië. De zijden Bursatapijten sierden paleizen in oost en west.
De Ottomaanse textielwerkplaatsen in Istanbul richtten zich met name op het vervaardigen van seraser zijdeweefsels voor ceremoniële kleding en voor de stoffering van het keizerlijk paleis.
Hier een prent van Suleyman de Grote in een kaftan van zijde.
De opkomst van de Turkse zijdecultuur
Hoewel het klimaat aan de Zee van Marmara en de directe omgeving van Bursa uitermate geschikt is voor het kweken van zijderupsen, begon men pas tegen het einde van de 16e eeuw een zijdecultuur van betekenis op te zetten. Ten gevolge van politieke spanningen stagneerde de import van ruwe zijde vanuit Perzië. De zijdehandel in het Ottomaanse Rijk had inmiddels zo’n hoge vlucht genomen dat er op grote schaal moerbeibomen werden aangeplant om in de eigen zijdebehoefte te voorzien. Naast Bursa werden Istanbul, Edirne, Amasya, Denizli, Izmir en Konya belangrijke zijdecultuurcentra.
De in Turkije geoogste cocons werden met name gebruikt voor de fabricage van zijden tapijten. Hereke, een zijdeweefcentrum gelegen tussen Bursa en Istanbul, had de reputatie de mooiste handgeknoopte tapijten ter wereld te produceren. Behalve zijde werd er ook katoen-, wol-, goud- en zilverdraad in verwerkt. In 1841 werd door de Ottomaanse sultan Abdülmecid de Keizerlijke Hereke fabriek opgericht om alle stoffering voor het Dolmabahçepaleis te vervaardigen.
Internationaal zijn de zijden tapijten uit Hereke nog steeds geliefd. Hereke tapijten zijn dubbel geknoopt met de Turkse knoop, wat de duurzaamheid ten goede komt. De zijden tapijten uit Hereke hebben ten minste 1 miljoen knopen per m2. Er zijn grofweg 38000 zijdecocons nodig voor het vervaardigen van één tapijt, een karwei dat ruim 6 maanden duurt...
De moerbeizijdemot
Om de zijdecultuur te kunnen begrijpen, moet je iets meer weten over de zijdemot. Er zijn verscheidene insecten en spinnen die een zijdedraad kunnen spinnen, maar de kwaliteit ervan legt het af tegen die van de moerbeizijdemot. Wereldwijd wordt in de zijdecultuur daarom bijna uitsluitend met de moerbeizijdemot gekweekt. Geen andere soort levert zo’n dunne, sterke en glanzende zijdevezel.
De metamorfose van de moerbeizijdemot
Zoals bij alle dag- en nachtvlinders het geval is, kent de moerbeizijdemot een volledige metamorfose of gedaanteverwisseling. Het imago (de gedaante waarin het insect zich kan voortplanten) paart en legt eitjes. Uit een eitje ontwikkelt zich een larve, die zich na verloop van tijd verpopt om uiteindelijk als imago de cirkel rond te maken.
In het geval van de moerbeizijdemot, legt het vrouwtje na de paring 300 à 400 eitjes op de bladeren van de (witte) moerbei. Ze scheidt daarbij een gelatineachtig secreet af, waarmee de eitjes stevig aan het blad vast worden gekleefd. In warme streken waar er twee of meer generaties per jaar zijn, komen de eitjes na 10-12 dagen uit. De larven die uit de eitjes komen worden vaak zijdewormen genoemd, maar feitelijk is zijderupsen de juiste benaming.
De kop van een zijderups heeft bijtende monddelen en 3 paar puntogen. Die bijtende monddelen komen goed van pas, want zijderupsen zijn echte vreetzakken en verorberen heel wat moerbeibladeren in hun 2-3 weken lange rupsenbestaan. Ze groeien dan ook snel “uit hun jasje” en zolang hun nieuwe huidje na een vervelling nog soepel en rekbaar is kunnen ze weer verder groeien. In de laatste rupsenfase ontwikkelen zich aan weerszijden van de kop inwendige spinklieren . De spinklieren bestaan uit een 2-tal kleine naast elkaar gelegen kanaaltjes die uitkomen bij de onderlip.
Verpoppen
Als de rups met ca. 8 cm volgroeid is, houdt hij op met eten en zoekt hij onder de bladeren een plekje om zich te verpoppen. Omdat hij in dit kwetsbare, inactieve levensstadium een veilig onderkomen nodig heeft, begint de rups aan de bouw van een cocon. Dat doet hij door via de spinklieren een plakkerige speekselachtige substantie uit te scheiden. Uit twee andere klieren wordt gelijktijdig sericine aangevoerd, een soort gom die de massa bijeen houdt. Het plakkerige zijdeprutje hardt aan de lucht uit tot twee fijne, tegen elkaar liggende vezels. De rups beschrijft met snelle bewegingen van het lijf een 8-baan om het de zijde goed om zich heen te verdelen. Daardoor wikkelen de vezels zich van buiten naar binnen als een mummie-omhulsel helemaal om het rupsenlichaam heen.
In onderstaande timelapse video kun je zien hoe de rups begint met het maken van een ruw buitenskelet voor de cocon en de ruimte langzaam naar binnen toe opvult.
Je zou het misschien niet denken, maar één cocon bevat ongeveer 600 tot 900 m aan zijdevezel en de vorming van de zijdecocon is een proces dat 3 tot 4 dagen in beslag neemt. Een zijderupspop doet er 3 weken over om zich van pop te transformeren tot vlinder, als hem tenminste die kans gegund wordt...
Ontgomming, het winnen van de zijde
Om de kostbare zijde als één lange vezel te kunnen winnen, moet voorkomen worden dat de cocon bij de metamorfose tot vlinder open splijt. Daarom worden de zijderupscocons kort voor de metamorfose in heet water gelegd, gestoomd of met hete lucht verhit om ze van de plakkerige gom te ontdoen. En dan gebeurt hetzelfde als wat lang geleden gebeurde met die zijdecocon die in een theekopje viel …
Met een borstel of stok wordt het uiteinde van de vezels gelokaliseerd en vervolgens worden de vezels van een aantal cocons gelijktijdig op spoelen gewikkeld om getwijnd te worden tot een zijdedraad. De video hieronder van de zijde-industrie in Izmir laat je zien hoe dat in zijn werk gaat.
De pop overleeft het hete ontgommingsbad niet en wordt in sommige culturen daarna als hapklare brok verorberd...
China nog altijd marktleider
Hoewel de veel goedkopere synthetische stoffen zijde weer tot een luxe product hebben gemaakt, is de zijdecultuur in delen van de wereld nog steeds springlevend. Het proces is deels gemechaniseerd, maar welbeschouwd is er sinds de dagen van Xi Lingshi weinig veranderd. De zijdecultuur is de hele wereld overgegaan, maar China is nog steeds de overtuigende marktleider - met 170.000 ton zijde per jaar - en is de productie voornamelijk een Aziatische aangelegenheid. Op de tweede plaats staat India met ruim 28.500 ton per jaar. Turkije staat samen met Japan als zijdeproducent op een gedeelde 10e plaats met een productie van 30 ton zijde per jaar.
De zijdecultuur in Turkije, nu en in de toekomst
Sinds het begin van de 90’er jaren was de coconproductie en ook de productie van zijde in Turkije tanende. Industrialisering en de trek van het platteland naar de steden vormden een gevaar voor het voortbestaan van de zijdecultuur. Veelal is deze een bron van neveninkomsten voor ouderen en vrouwen in de arme, bergachtige streken waar de velden niet geschikt zijn voor andere landbouwactiviteiten. Ook het gebruik van insecticiden heeft in delen van het land de moerbeizijdemot uitgeroeid. Omdat de zijde-industrie een belangrijk deel is van Turkije’s cultureel erfgoed, heeft de overheid geïnvesteerd in scholing van boeren en worden er subsidies gegeven om het behoud van het ambacht voor boer en wever financieel wat aantrekkelijker te maken. Als gevolg daarvan is er sinds 2001 weer een kleine toename in de coconproductie. De overtuiging bestaat dat, afgezien van hun culturele waarde, de zijdecultuur en zijde-industrie in Turkije nog steeds economisch een groot potentieel hebben. Na een periode van malaise, zit de zijdecultuur in Turkije de laatste jaren weer in de lift.
Maria Jonker
Voor onze emigratie naar Turkije in 2009 was ik werkzaam als docente Engels en leerstofontwikkelaar. Turkije was al lang ons favoriete vakantieland vanwege de rijke cultuur en natuur en de warme gastvrijheid van de Turkse bevolking. In Turkije ben ik actief als schrijfster en combineer dat, als voorheen, met fotograferen en filmen. Met onze vrijwilligersgroep DALYANLI Riverbums draag ik mijn steentje bij aan het behoud van natuur en milieu in Nationaal Landschap Köyceğiz-Dalyan.
Mooi artikel Maria!
Dank je Ruud, ook voor je steun!