
De neolithische periode
De neolithische periode wordt ook wel nieuwe steentijd genoemd. In deze tijd begonnen de toen levende mensen zich voor het eerst te organiseren in grotere woon- en leefverbanden. Voorheen waren het vooral rondtrekkende stammen die de aarde bevolkten. Zij leefden van de jacht en het plukken van bessen en vruchten.
Jericho en Çatalhöyük zijn voorbeelden van vroege neolithische steden.
De neolithische periode viel niet overal ter wereld in dezelfde tijd. In Europa bijvoorbeeld, begon hij zo’n 1.000 later dan in Anatolië en ging ook langer door. In Anatolië viel de neolithische periode van ongeveer 9.000 VOT (voor onze telling) tot 5.500 VOT.
Çatalhöyük
Ongeveer 60 kilometer ten zuidwesten van Konya stuitte men in de jaren vijftig van de vorige eeuw op de resten van een neolithische stad: Çatalhöyük, ook wel geschreven als Çatalhüyük. Beide variaties komen ook nog apart geschreven voor (Çatal Höyük en Çatal Hüyük), zodat er vier spellingsmogelijkheden voor de oude stad bestaan. Çatal betekent ‘vork’ en höyük ‘heuvel’. ‘Vork’ verwijst naar een als vork vertakte weg heuvelopwaarts terwijl ‘heuvel’ slaat op de opeengestapelde woonlagen van de stad. Samen zijn deze een heuvel gaan vormen.
Çatalhöyük is naar alle waarschijnlijkheid de grootste en meest ontwikkelde nederzetting uit die tijd. Verder naar het oosten lag de stad Jericho maar die was een stuk kleiner. De oudste woonlaag stamt uit 7.400 VOT, de jongste woonlaag uit 5.600 VOT.
In verschillende opzichten was Çatalhöyük een bijzondere stad. De belangrijkste reden hiervoor is waarschijnlijk de ligging.
Ooit bestond het hele gebied uit een enorm meer dat 16.000 jaar geleden langzaam begon op te drogen. Daardoor ontstonden er kleinere meren en moerassen te midden van zeer vruchtbare vlakten. Bovendien was er een tweekoppige vulkaan - de vulkaan Hasan - die ook al voor vruchtbare grond én obsidiaan zorgde. Obsidiaan – een zwart, glasachtig materiaal – werd gebruikt om werktuigen van te maken maar het was ook goede handelswaar.
De vele meren en de grazige vlakten trokken veel dieren aan en de bewoners van Çatalhöyük waren niet veel tijd kwijt met jagen. Omdat de grond zo vruchtbaar was, groeiden er vele bruikbare gewassen en nam ook het winnen van agrarische producten niet veel tijd in beslag. Hierdoor bleef er tijd over voor andere zaken. In de eerste plaats werd begonnen met het tam maken van schapen, geiten en later ook runderen, de veeteelt kwam op gang. Verder werden er landbouwgewassen ontwikkeld. Er werden verschillende tarwesoorten en andere granen verbouwd. Bovendien werd er olie gewonnen uit mais en noten en er zijn aanwijzingen dat er bier en wijn geproduceerd werd.

Een andere bijkomstigheid van het hebben van tijd was dat er aandacht besteed kon worden aan religieuze activiteiten en het maken van decoraties en sieraden.


De woningen van Çatalhöyük
Op de grote vlaktes waren maar weinig rotsachtige stenen te vinden. Dat zorgde er voor dat de landbouw vergemakkelijkt werd maar het betekende ook dat de huizen van een ander materiaal gemaakt moesten worden. Hiertoe werden ‘tegels’ van modder en klei in de zon gedroogd en samen met ondersteunende houten balken vormden ze de muren en plafonds van de woningen.
De huizen waren rechthoekig van vorm en bestonden uit meerdere kamers van ongelijke hoogte. Alle woningen werden pal tegen elkaar aan gebouwd: openingen in het dak en de bovenrand van de hoogste kamers dienden als deur, stook- en ventilatiegaten. De platte daken vormden als het ware de straten en pleinen. In de buitenste muren zaten geen gaten en boden de stad zodoende bescherming.
De muren en plafonds waren zorgvuldig gepleisterd en helemaal glad. Langs de wanden waren brede horizontale richels aangebracht die dienden om op te zitten, te slapen en om aan te werken.
Sommige kamers deden dienst als opslagruimte, de grotere kamers werden gebruikt voor (religieuze) rituelen. Veel muren waren voorzien van muurschilderingen.

Er is zelfs een muurschildering aangetroffen met een stadspanorama waar op de achtergrond een vulkaanuitbarsting van de vulkaan Hasan te zien is die rond 6900 VOT plaatsvond. Deze muurschildering wordt gezien als de oudste kaart ter wereld. De illustratie hierboven laat de muurschildering zien met daaronder een nagetekende weergave.
Ook trof men overal kleine beeldjes aan van mollige vrouwenfiguren, waarschijnlijk de moedergodin voorstellende. Er zijn ook wel beeldjes gevonden van manlijke figuren maar deze zijn veruit in de minderheid en vanaf woonlaag vier zijn ze zelfs helemaal niet meer aangetroffen.

Een woonhuis kende vermoedelijk een levensduur van 40 tot 60 jaar. Daarna werden ze ofwel afgebroken of met zand en gruis volgestort waarna er een nieuw huis op gebouwd werd. In totaal is men zo tot 18 woonlagen gekomen.

Het leven in Çatalhöyük
Çatalhöyük telde door de eeuwen heen gemiddeld 5.000 tot 8.000 inwoners. Dat was een flink aantal voor die tijd. Toch is er niets dat erop wijst dat er sprake was van een centraal geleide samenleving of dat men verschillende rangen en standen kende. Alle woonhuizen waren ongeveer even groot en er zijn geen gebouwen gevonden die een andere functie hadden dan het wonen. Ook de ruimten die kennelijk bedoeld waren voor religieuze activiteiten waren geen aparte, openbare ruimten, maar maakten deel uit van de woningen.
De bewoners van Çatalhöyük waren netjes, de archeologen hebben nauwelijks afval in de huizen aangetroffen. Buiten de stad bevonden zich afvalbergen waar de onderzoekers voedselresten, afvalwater en grote hoeveelheden as gevonden hebben.
De doden werden in de huizen begraven, veelal ‘dubbelgevouwen’ in foetushouding onder de brede richels langs de wanden. Van de vele skeletten die er gevonden zijn, is er niet een die wijst op een gewelddadige dood. De samenleving van Çatalhöyük was kennelijk een bijzonder vreedzame.
Uit onderzoek van de skeletten is bovendien gebleken dat mannen en vrouwen evenveel te eten kregen en dat zou bewijzen dat mannen en vrouwen als gelijkwaardig werden gezien.

Het einde van de neolithische periode
Aan het einde van de neolithische tijd – rond 5.500 VOT – leerde de mens het metaal koper te winnen en te bewerken, waarmee de kopertijd begon. Ruim 2.000 jaar later werd er rond 3.300 VOT in de regio van het huidige Mersin brons uitgevonden, een legering van koper en tin. Daarmee werd de vroege bronstijd ingeluid.